Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En David zeide tot de ganse gemeente van Israel: [2]Indien het ulieden goeddunkt, en van den HEERE, onzen God, te zijn, laat [3]ons ons uitbreiden, laat ons zenden aan onze overige broeders, in alle landen van Israel, en de priesters en Levieten, [die] met hen zijn in de steden, [4]met haar voorsteden, opdat zij tot ons vergaderd worden. 2. Hebreeuws, zo het aan, of bij ulieden goed [is]. 3. Hebreeuws, laat ons uitbarsten, of uitbreken, en laat ons zenden; dat is, wijd en zijd aan alle plaatsen in Israel uitzenden. Het is een verbloemde manier van spreken, genomen van de overvloeiende wateren. 4. Hebreeuws, harer voorsteden.